Menu
Verpanding van vorderingen kun je binnen deze context zien als volgt: een onderneming geeft haar openstaande facturen als onderpand aan een bank in ruil voor direct beschikbaar geld in de vorm van een lening. De bank krijgt dan het recht om de verschuldigde factuurbedragen te innen op het moment dat de onderneming haar lening niet terugbetaalt. Voor veel bedrijven is dit een belangrijke manier om aan werkkapitaal te komen, vooral als ze veel geld hebben uitstaan bij hun klanten.
De crux zit ‘m erin dat wanneer jouw leverancier zijn facturen heeft verpand, je opeens te maken krijgt met een andere schuldeiser. In dit geval dus de bank. Juridisch maakt dit in feite weinig uit, in die zin dat je hetzelfde bedrag op hetzelfde moment simpelweg aan een ander dan je leverancier moet betalen. Praktisch gezien kan het wel vervelend zijn, nu de bank zich minder flexibel zal opstellen dan je leverancier en het liefst zo snel mogelijk geld wil zien. Het verpandingsverbod verbiedt contractueel deze verpanding.
Tot nu toe kon je als afnemer dus gewoon contractueel opnemen dat je leverancier zijn facturen niet mocht verpanden. Vanaf 1 juli 2025 mogen ondernemers hun openstaande facturen altijd verpanden, wat er ook is opgenomen in het contract. Die clausule kan er nog wel instaan, maar juridisch is hij waardeloos geworden.
De wetgever heeft bewust gekozen voor deze wetswijziging. Te veel gezonde bedrijven konden immers geen financiering krijgen, omdat hun klanten verpandingsverboden hadden opgenomen in de gesloten contracten. En dat is slecht voor de economie en de concurrentie. Maak je binnen je bedrijf gebruik van contracten met verpandingsverboden? Dan heb je wel nog even de tijd; tot 30 september 2025 blijven bestaande verboden namelijk geldig. Na dit tijdstip zijn ze definitief van de baan, zonder uitzondering.
Overigens kent de nieuwe wet haar grenzen. Zo kun je bijvoorbeeld gelden op betaal- en spaarrekeningen nog steeds beschermen tegen verpanding. Ook bij kredietovereenkomsten met meerdere partijen kunnen nog steeds verpandingsbeperkingen gelden. Voor gewone handelsvorderingen is het echter game over voor het verpandingsverbod.
In de praktijk kan verpanding zoals gezegd tot vervelende situaties leiden. Stel, je hebt een factuur van € 10.000 betaald aan je leverancier. Net op dat moment valt er een brief van de bank op je deurmat, waarin deze het factuurbedrag opeist. De factuur was immers verpand aan de bank en deze spreekt nu jou hierop aan.
Hoewel het niet redelijk zou zijn dat je twee keer dezelfde factuur betaalt, kan deze situatie uitmonden in een moeizaam en kostbaar juridisch conflict. Want moet je nu je betaling terugvorderen van je leverancier, om het vervolgens te betalen aan de bank? En wat als je leverancier net op dat moment failliet gaat en het geld hierdoor ‘weg’ is?
Een ander pijnpunt is de gebrekkige communicatie van de bank. Deze verdient niet altijd de schoonheidsprijs. Je ontvangt veelal slechts een beknopte brief waarin staat dat je moet betalen aan een voor jou onbekende partij, zonder duidelijke uitleg waarom.
Heb je vragen over dit onderwerp? Neem vrijblijvend contact met ons op.
Auteur: Niels Vanaken